Palliatieve sedatie is het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase. Het doel van palliatieve sedatie is het lijden te verlichten en niet om het leven te bekorten. De patiënt komt bij palliatieve sedatie te overlijden aan de onderliggende ziekte.
Hierin onderscheidt palliatieve sedatie zich van euthanasie. In de herziene multidisciplinaire richtlijn Palliatieve sedatie zijn de indicatiestelling, de randvoorwaarden, het besluitvormingsproces en de uitvoering van palliatieve sedatie beschreven.
Soorten palliatieve sedatie
Er worden drie soorten palliatieve sedaties onderscheiden:
- Continue palliatieve sedatie (hoofdstuk 4.3 van de richtlijn), deze vorm wordt het meest toegepast. Hierbij wordt de sedatie, i.t.t. intermitterende palliatieve sedatie, voortgezet tot het moment van overlijden.
- Intermitterende palliatieve sedatie (hoofdstuk 4.2) wordt ingezet met als doel tijdelijk rust te brengen. De patiënt komt na deze intermitterende palliatieve sedatie weer tot (volledig) bewustzijn.
- Acute palliatieve sedatie (hoofdstuk 4.4). Dit is een bijzondere vorm van continue palliatieve sedatie. Deze wordt toegepast bij het optreden van acuut ontstane refractaire symptomen, zoals verstikking door afsluiten van de luchtwegen.
Gebruikte medicatie
De eerste stap bij continue palliatieve sedatie is midazolam. Bij onvoldoende effectiviteit van midazolam wordt overgestapt op levomepromazine. Indien stap 2 ook onvoldoende effectief is, wordt, na overleg met anesthesioloog met kennis van palliatieve zorg, overgestapt op propofol of fenobarbital.
Intermitterende en acute palliatieve sedatie kennen een ander medicatieschema. Zie voor meer informatie hoofdstuk 4.5.