Voor de geïndividualiseerde distributievorm (GDV) geldt één terhandstellingstarief voor het geheel aan geneesmiddelen in de GDV. Apothekers mogen de prestatie niet per geneesmiddel in de GDV in rekening brengen. De KNMP vindt dat onwenselijk, zolang deze regelgeving geen onderdeel is van een breder geheel in de vorm van een nieuwe bekostiging op de middellange termijn.
Webinars
Tijdens de actualiteitensessie van 13 april en de WSO- en LOA bijeenkomst van 1 november zijn er presentaties gegeven over de GDV.
Veelgestelde vragen
De KNMP vindt de herziene prestatie voor de geïndividualiseerde distributievorm (GDV) onwenselijk. De apothekersvereniging is daarom in beroep gegaan tegen de herziene prestatie voor de GDV bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Dit college is de hoogste rechter op het gebied van economisch bestuursrecht. De KNMP heeft zich tot het CBb gewend nadat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het bezwaar tegen de herziene prestatie ongegrond heeft verklaard.
Naar aanleiding hiervan heeft de KNMP uiteindelijk twee keer een proces doorlopen, resulterend in een uitspraak van de hoogste rechter op het gebied van economisch bestuursrecht, het CBb. In beide gevallen waren eerst de bezwaren van de KNMP ongegrond verklaard.
De hoogste bestuursrechter, het CBb, deed 21 november 2023 uitspraak in de beroepszaak over de GDV en stelde de KNMP in het gelijk: “Het College stelt de KNMP in het gelijk, omdat de wijziging van het declaratievoorschrift in de beleidsregel onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet draagkrachtig is gemotiveerd. Daarom kan hetzelfde declaratievoorschrift in de prestatiebeschrijvingsbeschikking niet op deze beleidsregel worden gebaseerd. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd. De NZa moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. Het College treft de voorlopige voorziening dat onderdeel 1.2 van de Prestatielijst bij de prestatiebeschrijvingsbeschikking farmaceutische zorg buiten werking is gesteld. Ook is de intrekking van de voorheen geldende prestatiebeschrijving met de oude declaratiemethode buiten werking gesteld. Dat betekent dat met ingang van 1 januari 2023 dezelfde declaratiesystematiek geldig is als voor 2022. Deze voorlopige voorziening geldt tot en met zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.”
Toen de NZa naar aanleiding hiervan alleen het betwiste declaratievoorschrift definitief verwijderde, maar de declaratiesystematiek van voor 2023 daarmee niet feitelijk herstelde, is uiteindelijk het CBb opnieuw om een uitspraak gevraagd.
Daarbij stelde het CBb in een uitspraak d.d. 19 november 2024 de NZa in het gelijk. Het feit dat de NZa met het in december 2021 genomen besluit tot invoering van het inmiddels geschrapte declaratievoorschrift een bekostiging per rol heeft afgedwongen, betekende volgens het CBb niet dat de NZa die situatie moet terugdraaien. Het CBb erkent in de uitspraak dat de invoering en het latere schrappen van het declaratievoorschrift tot een verslechterde onderhandelings-positie voor apothekers heeft geleid. Maar omdat eventuele schade zich alleen op individueel niveau voordoet, acht het CBb het niet nodig dat de NZa deze schade onderzoekt of compenseert. Apothekers die onredelijke contractafspraken met zorgverzekeraars ervaren, kunnen volgens het CBb naar de civiele rechter stappen.
Gedurende de hele periode van het eerste besluit van de NZa tot aan de tweede uitspraak van het CBb heeft de KNMP zich ingespannen om samen met contracteerpartijen, AIS-leveranciers en verzekeraars zo goed mogelijk om te gaan met de ontstane situatie. Met alle partijen is intensief contact gehouden, om te zorgen dat in de praktijk geen extra overlast zou ontstaan door de onzekerheid lopende de juridische procedures.
Het goede nieuws is dat het CBb in de overwegingen heel duidelijk formuleert wat nodig is voor zorgvuldige besluitvorming over wijzigingen van beleidsregels/prestaties. Dat geeft houvast voor de toekomst en een steviger positie.
Het lastige zit in wat de uitspraak materieel betekent en wat de uitspraak op korte termijn betekent. Het CBb heeft de voorlopige voorziening getroffen dat de prestatie ‘Terhandstelling door middel van een GDV (verpakking per innamemoment)’ zoals beschreven in de regelgeving voor 2023 buiten werking is gesteld en dat deze prestatie zoals beschreven in de regelgeving voor 2022 ‘herleeft’.
Wij zijn in gesprek met de NZa, ZN, softwareleveranciers en contracteerpartijen over wat dit betekent voor de situatie per 2024 en voor de situatie over 2023. Op 7 december a.s. is inmiddels op verzoek van KNMP en ZN ook formeel een technisch overleg farmacie gepland door de NZa. Dit is het reguliere overleg van de NZa met vertegenwoordigers van branchepartijen (KNMP, Aska, Napco, LHV apotheekhoudend, NVZA), patiënten/consumentenorganisaties en verzekeraars deelnemen)
Hierbij speelt ook het feit dat bij de gewijzigde prestatie per januari 2023 een duiding is gegeven door het Zorginstituut. Op basis hiervan is voor de terhandstelling van middelen buiten het verzekerd pakket geen rekening meer gestuurd aan patiënten. De vraag is wat de uitspraak betekent voor de hierbij over 2023 misgelopen inkomsten voor de apotheken en voor de situatie per 2024.
Dit is de situatie zoals we die op dit moment met u kunnen delen. We zijn dit beeld nog aan het aanscherpen met verschillende specialisten. We verwachten wekelijks een update te kunnen geven.
Lees meer over de uitspraakDe uitspraak van het CBb van 21 november 2023 over de GDV-prestatiebeschrijving van de NZa betekende dat de NZa een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van wat het CBb heeft overwogen.
Naar aanleiding van die uitspraak van het CBb heeft de NZa op 20 december 2023 de prestatiebeschrijving aangepast. De NZa stelt zich hierbij op het standpunt dat geen sprake is van het teruggaan naar de oude declaratiemethode, maar van het teruggaan naar de oude prestatiebeschrijving (die van 2022).
De declaratiesystematiek van voor 2023 werd daarmee echter niet feitelijk hersteld. De nieuwe declaratiesystematiek die ten onrechte aan de apotheken is opgelegd, bleef daardoor in stand.
De KNMP en de ASKA hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de wijzigingsbesluiten van december 2023. Hiervoor zijn op 11 maart 2024 de nadere gronden ingediend. Tevens hebben de KNMP en ASKA de NZa in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. KNMP en ASKA hebben dit kunnen toelichten in een hoorzitting van de NZa.
Naar aanleiding daarvan heeft de NZa niet alleen een besluit genomen op het bezwaar tegen de wijzigingsbesluiten van december 2023, maar ook een nieuwe beslissing op bezwaar op grond van de uitspraak van het CBb. Dit besluit van de NZa is op 16 juli 2024 gepubliceerd op het documentenplatform van de NZa: Beslissing op bezwaar KNMP 479111 en Beslissing op bezwaar KNMP-ASKA 478563, 478589.
Naar aanleiding hiervan legden KNMP en ASKA de zaak opnieuw voor aan de hoogste rechter, het CBb. Zie het KNMP-nieuwsbericht van 17 juni jl. Inmiddels heeft het CBb op 11 november 2024 ook in deze zaak uitspraak gedaan. Daarbij heeft het CBb de NZa in het gelijk gesteld. Het CBb erkent daarbij wel dat de invoering en het latere schrappen van het declaratievoorschrift tot een verslechterde onderhandelingspositie voor apothekers heeft geleid. Maar omdat eventuele schade zich alleen op individueel niveau voordoet, acht het CBb het niet nodig dat de NZa deze schade onderzoekt of compenseert. Apothekers die onredelijke contractafspraken met zorgverzekeraars ervaren, kunnen volgens het CBb naar de civiele rechter stappen.