Bekijk hieronder de antwoorden op veelgestelde vragen over medicatieoverdracht.
Basisset Medicatiegegevens (BMG)
Zorgverleners kunnen niet voor elkaar bepalen welke gegevens relevant zijn voor het verlenen van goede zorg en daarom is de BMG vastgesteld door de 24 betrokken partijen van de richtlijn. Deze partijen vinden met elkaar dat deze set gegevens minimaal naar elkaar overgedragen moet worden of beschikbaar moet worden gesteld. Zo is elke zorgverlener in de keten in staat om goede zorg te verlenen.
Apothekers blijven afhankelijk welke gegevens de voorschrijver deelt (labwaarden, start- en stopmedicatie / reden van starten of stoppen van medicatie). Echter, doordat voorgenoemde gegevens vanaf heden onderdeel zijn van de BMG bestaat er geen discussie meer of de gegevens moeten worden gedeeld. Wanneer de ICT gereed is, zijn de gegevens van de BMG uit te wisselen (mits toestemming door de patiënt is verleend) en kan de apotheker bepalen welke gegevens nodig zijn voor het verlenen van goede farmaceutische zorg. Het is natuurlijk mogelijk om hierover in de eigen regio afspraken over te maken totdat de BMG, ondersteund door ICT, kan worden uitgewisseld.
Voor het verlenen van goede zorg is het belangrijk dat de zorgverlener beschikt over de nodige gegevens. Welke gegevens dit zijn, verschilt per patiënt en per situatie. Per situatie bepaalt de zorgverlener op basis van zijn professioneel handelen welke gegevens hij nodig heeft voor het verlenen van goede zorg, ook wel risico-inschatting genoemd.
De 24 betrokken partijen vinden met elkaar dat de BMG de set gegevens is die minimaal naar elkaar overgedragen moet worden of beschikbaar moet worden gesteld, zodat elke zorgverlener in de keten in staat is om goede zorg te verlenen. De intentie is om parameters als farmacogenetica uiteindelijk wel in de BMG op te nemen. Tot die tijd staan gegevens zoals BMI, lichaamsgewicht en farmacogenetische parameters in de aanvullende set. Het is natuurlijk mogelijk om hierover in de eigen regio afspraken te maken.
De BMG bevat reden(en) van voorschrijven, in ieder geval voor de 23 wettelijk verplichte geneesmiddelen die meerdere indicaties in uiteenlopende doseringen én een smalle therapeutische breedte of risico op ernstige bijwerkingen hebben. De implementatie van de BMG bestaat uit een ICT-component, maar besteedt ook aandacht aan bewustwording en gedragsverandering. Die moeten ervoor zorgen dat de reden van voorschrijven ook daadwerkelijk gaat worden vastgelegd.
Niet-afwijkende nierfunctiewaarden worden niet doorgegeven om vertroebeling van de systemen te voorkomen. Dat zijn de betrokken partijen overeengekomen. Het is belangrijk dat er staat vermeld dat een nierfunctie is bepaald, ook als de waarde van de nierfunctie binnen de marges ligt. Dit voorkomt onnodig contact met andere zorgverleners en patiënt. Daarnaast is het belangrijk om risicopatiënten in beeld te hebben, aangezien de nierfunctiewaarden kunnen fluctueren. Hiervoor is het belangrijk dat de contra-indicatie verminderde nierfunctie ook beschikbaar wordt gesteld en vastgelegd. Afwijkende nierfunctiewaarden zijn gemarkeerd aangegeven in de informatiesystemen.
Er is wetgeving in de maak die digitale gegevensuitwisseling stapsgewijs gaat verplichten. De eerste stap zal het digitaal uitwisselen van recepten moeten zijn. Dit geldt voor alle zorgaanbieders, dus zowel voor ziekenhuizen, huisartsen, GGZ, mondzorg etcetera.
De eerste gegevensuitwisseling die onder de Wegiz (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg) verplicht wordt, is ‘Versturen van recept door huisarts aan terhandsteller’ (VRHT), onderdeel van de gegevensuitwisseling ‘medicatieoverdracht’. De ‘terhandsteller’ is in de meeste gevallen de apotheek. Dit betekent dat huisartsen en apothekers vanaf 1 januari 2024 wettelijk verplicht zijn om recepten (medicatieafspraken) elektronisch uit te wisselen. Ook voor andere voorschrijvers dan huisartsen is een elektronisch recept de norm en een handgeschreven recept de uitzondering. Dat bevordert de communicatie en voorkomt misbruik door valse recepten.
Lees meer over de verplichte gegevensuitwisseling Rollen/verantwoordelijkheden
Voorschrijvers in het ziekenhuis dienen voorafgaand aan het verlenen van de zorg over de gegevens in het BMG te beschikken mits het een risicopatiënt betreft (staat in de richtlijn). Voorschrijvers vragen deze gegevens echter bijna nooit op, omdat ze niet weten hoe en/of wanneer zij dit moeten doen (frequentie/risico-inschatting).
Het maken van een risico-inschatting is, op basis van professionele autonomie van zorgverleners, de verantwoordelijkheid van de zorgverleners zelf. Voorschrijvers maken een risico-inschatting bij de diagnosestelling en bij het opstellen van het behandelplan. Apothekers doen dat bij de dagelijkse farmaceutische zorg. Het uitwerken van aandachtspunten is hierbij mogelijk.
NVZA en FMS hebben dit als onderdeel van hun sectorplan gemaakt. Afstemming hierover vindt ook plaats met de sector Farmacie. Zorgverleners bepalen op basis van professioneel handelen welke gegevens nodig zijn voor het verlenen van goede zorg. Zij bepalen ook of deze gegevens adequaat zijn om voor de betreffende patiënt in betreffende situatie en de betreffende medicatie goede zorg te kunnen verlenen.
Dit bepaalt de zorgverlener zelf. Zo kan een dermatoloog bij voorschrijven van een zalf een patiënt niet als risicovol zien terwijl dezelfde patiënt wel als risicopatiënt wordt gezien door een cardioloog. Het is daarom niet wenselijk om risicopatiënten vast te leggen. Wel kan uitgewerkt worden wat er komt kijken bij het maken van een risico-inschatting, bijvoorbeeld uitwerken per patiëntgroep en/of geneesmiddelgroep en/of situatie (bijvoorbeeld situatie van ontslag).
Het uitgangspunt is dat de BMG altijd actueel is. Eventuele wijzigingen dient de betreffende zorgverlener direct te verwerken, zodat elke betrokken zorgverlener bij ophalen door de patiënt beschikt over actuele BMG. Dit is nu nog geen staande praktijk, maar wel als de betreffende informatiestandaarden geïmplementeerd zijn. Als check kan er na het ophalen door de patiënt een verificatiestap plaatsvinden. Of dit nodig is, hangt af van de situatie, patiënt en geneesmiddel. De zorgverlener bepaalt dit aan de hand van een risico-inschatting.
De toedieners zijn naast voorschrijvers, apothekers en patiënt onderdeel van de richtlijn en hebben commitment uitgesproken over de inhoud en de implementatie van de richtlijn. Leveranciers (o.a. eTDR) zijn niet betrokken bij het ontwikkelen van de richtlijn, maar ze zijn en worden in de komende maanden nauw betrokken bij het implementeren van de richtlijn (ontwikkelen van ICT-onderdelen).
De voorschrijf-, apotheek- en toediensystemen en het LSP moeten allemaal worden aangepast om de informatiestandaarden te gaan ondersteunen. Een deel van de leveranciers heeft al wijzigingen doorgevoerd, een groter deel moet nog het merendeel van het werk doen. De benodigde middelen komen nu beschikbaar en tevens is wetgeving in de maak die afdwingt dat medicatiegegevens digitaal uitgewisseld gaan worden. Dit moet de komende 2-3 jaar tot de gewenste systeemaanpassingen leiden.
LSP
Het LSP is voor medicatiegegevens de infrastructuur voor uitwisseling. De sectoren die nu nog geen aansluiting hebben, zoals bijvoorbeeld de mondzorg, gaan ook LSP gebruiken. Het LSP bevat helaas nog niet afdoende velden waarmee alle gewenste informatie gedeeld kan worden. De komende jaren is, net als voor de voorschrijf- en apotheeksystemen, een aanpassing van het LSP noodzakelijk om de richtlijn te kunnen ondersteunen.
HiX is in staat gegevens op te halen en te versturen via het LSP. Dat geldt in ieder geval voor de poliklinische recepten. Voor het versturen van ontslagrecepten is in diverse regio’s wel een werkwijze uitgedacht, maar daar moet de invoering van Medicatieproces9 verbetering gaan brengen.
Door de invoering van Medicatieproces9 in de softwaresystemen, is het mogelijk om therapeutische informatie te versturen zonder dat er een logistieke noodzaak is. Elders geleverde medicatie is dan uit te wisselen met de apotheek waar de patiënt doorgaans komt. De actualiteit en compleetheid van het dossier van die apotheek verbetert dan ook.
Er is inderdaad op dit moment nog veel vervuiling met contra-indicaties en allergieën. Ingebruikname van deze informatiestandaarden kan alleen met een geschoonde database. Anders blijven we de vervuilde data rondpompen.
Implementatie
Er is een landelijk programmastructuur opgetuigd om de verbinding te maken tussen de verschillende sectorplannen. In de uitwerking van de sectorplannen zal zowel bovensectoraal als sectoraal de nodige afstemming plaatsvinden. Bij het uitwerken van de sectorplannen in samenwerking met de partijen en met de achterban is een vertaalslag naar lokale/regionale toepassing in de praktijk gepland. Het maken van verbinding tussen lokale/regionale implementatie en ondersteuning hierbij is ook onderdeel van het implementatieplan.
De transitiefase is niet anders in die zin dat er voorheen/nu nog niet alles digitaal is uit te wisselen. Er is nu wel, en dat is anders dan voorheen, commitment van alle partijen voor overdracht van de basisset medicatiegegevens en voor de verantwoordelijkheden en rollen zoals beschreven in de richtlijn. Dit geeft nieuwe kansen om met elkaar in gesprek te gaan over uitwisseling van gegevens die tot nu toe niet uitgewisseld worden: reden van voorschrijven, stoppen van geneesmiddelen, therapeutische behandelduur etc.
De eerste aanpassingen in de systemen moeten volgend jaar beschikbaar komen. Het gaat dan om de digitale uitwisseling van medicatieafspraken met alle stop- en wijzigingsberichten. In 2022 moet ook de lab-standaard ondersteund worden en vanaf begin 2023 de standaard voor contra-indicaties en overgevoeligheden.
We verwachten dat volgend jaar de pilots starten. Vanaf eind 2021 zou dan de zorgbrede uitrol van de eerste aanpassingen moeten volgen. Het is voor de AIS-leveranciers een behoorlijke klus, maar ze zijn al lang bij de voorbereidingen betrokken. Daarnaast is en aan alle voorwaarden voldaan voor de duidelijkheid, de middelen en de prioritering die zij hebben gevraagd.
De AIS-sen zullen vooral de komende twee jaren veel functionaliteit moeten toevoegen. De VIPP Farmacie biedt de leveranciers de mogelijkheid zich in te schrijven om financiële middelen te krijgen voor de ontwikkeling.
Voor de bekostiging is de VIPP-regeling voorzien, waarvoor zowel apothekers als leveranciers zich kunnen gaan inschrijven.
Voor medicatieoverdracht bestaan drie relevante standaarden: medicatieproces, labstandaard en standaard voor contra-indicaties en overgevoeligheden. Deze standaarden zijn uitwerkingen van zorginhoudelijke richtlijnen ten behoeve van de ontwikkeling van de benodigde functionaliteit.
Alle AIS-sen en HIS-sen zullen dezelfde informatiestandaarden moeten gaan ondersteunen en uitwisselen. Dit dwingt ook de wetgeving af vanaf 1 januari 2022. Deze wetgeving bepaalt dat softwareleveranciers zich moeten laten kwalificeren, bijvoorbeeld voor het werken met Medicatieproces9.
De richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ is opgesteld door 24 partijen, te noemen voorschrijvers, apothekers, toedieners en patiënten. Alle betrokken partijen, hebben commitment uitgesproken over de richtlijn en de implementatie ervan. De ontwikkeling van ICT-onderdelen door de verschillende sectoren is erop gericht de (uiteindelijk) volledige BMG te kunnen uitwisselen. Daarnaast stemmen sectoren onderling af welke tools zij ontwikkelen tijdens de transitieperiode. Deze tools worden ook met elkaar afgestemd ten einde uniformiteit te kunnen borgen. Tenslotte zijn er periodiek bijeenkomsten met alle sectoren, waarin afstemming op bovensectoraal niveau plaatsvindt.
De ontwikkeling van ICT zal de komende jaren stapsgewijs geschieden. De IGJ ziet de implementatie van de richtlijn in de praktijk als een veranderproces en zal er vooral op toezien dat alle zorgverleners zich zo goed als mogelijk inspannen om goede medicatieoverdracht tijdens de transitieperiode te realiseren. De IGJ agendeert dit onderwerp ook in de reguliere overleggen met de betreffende sectoren.
Ook de toedienlijsten zijn straks volledig gedigitaliseerd. De toedienapplicaties moeten voldoen aan de standaarden, zodat het voor het AIS niet uitmaakt met welke eTDR gekoppeld wordt.
Het ministerie van VWS komt dit jaar met een wet die beetje bij beetje digitale gegevensuitwisseling in de Ezorg verplicht gaat stellen. VWS denkt voor medicatieoverdracht in eerste instantie aan een verplichting van digitaal receptenverkeer. Verplichte digitale toedienlijsten kunnen een volgende logische stap zijn. Het programma Medicatieoverdracht zal, los van een eventuele verplichting, de voorwaarden scheppen voor volledige digitale uitwisseling van toediengegevens.
Op sommige plekken kunnen ontslagrecepten (incl. stoprecepten) al digitaal worden verstuurd. Zie ook best practice van het Erasmus Medisch Centrum in dossier Medicatieoverdracht op KNMP.nl.
Het uniformeren van coderingsystemen, inclusief voor doseringen, is onderdeel van het programma. Juist door dit type informatie te uniformeren/standaardiseren is uitwisseling mogelijk en worden medicatiefouten voorkomen.
Aanpassing van alle zorgsystemen is nodig om Medicatieproces9 te ondersteunen. Een deel van de uitwisseling is nu al wel mogelijk. De huisartsen sturen al sinds jaar en dag elektronische recepten en ook specialisten zijn dat door het programma VIPP 1 gaan doen. Het verzenden van stop- en wijzigingsberichten gebeurt nog niet of onvoldoende. Dat komt voornamelijk door het ontbreken van de technische mogelijkheden.
Patiënt en PGO
Ja, de Patiëntenfederatie Nederland is betrokken bij de richtlijn en implementatie van de PGO.
De rollen en verantwoordelijkheden van de patiënt zijn in de nieuwe richtlijn uitgebreid beschreven. Dat is een grote vooruitgang ten opzichte van de richtlijn uit 2008. De 24 samenwerkende partijen ontwikkelen samen met Patiëntenfederatie Nederland een patiëntenversie van de richtlijn worden ontwikkeld.
Als de patiënt geen toestemming heeft gegeven, kan dit leiden tot onvolledigheid van medicatiegegevens met als gevolg dat veiligheid van farmaceutische zorg in het geding komt. De komst van de nieuwe richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’ verandert hier niets aan. De patiënt is zich niet altijd bewust van het feit dat hij toestemming moet verlenen voor het delen van de BMG. Daarom is het belangrijk de patiënt hiervan bewust te maken en toestemming te vragen voor het delen van gegevens uit de BMG. Bekijk de tips voor het verkrijgen van toestemming.
In de nieuwe richtlijn zijn de rol en verantwoordelijkheid van de patiënt in het proces van medicatieoverdracht beschreven en hiermee vergroot. Tevens komt er een patiëntenversie van de richtlijn. Doel is het bewustzijn en de betrokkenheid van de patiënt bij de medicatieoverdracht te vergroten.